Beschrijving |
Een 'autobiografische fictie' noemt de schrijver zelf deze bittere sleutelroman die een loopbaan beschrijft van dertig jaar ambtenarij in het Antwerpse Malderus Museum (duidelijk te herkennen als het Museum Plantijn-Moretus). De hoofdpersoon wordt voortdurend gepasseerd als ambtenaar en door zijn mede-ambtenaren genegeerd als schrijver. Zelfs als hij de Europaliaprijs behaalt laten zijn collega's het afweten. Alle pogingen om in het ambtenarendom hogerop te komen falen en zijn schrijversschap wordt alleen maar als nuttig beschouwd als er toespraken te schrijven zijn of als er boeken geredigeerd moeten worden. Alleen in de beschrijving van zijn vaders dood wordt de sarcastische toon milder. Dankzij de humor is het een uitermate onderhoudend boek; toch lijdt deze 'autobiografische fictie' enigszins onder de niet gefingeerde rancune. |